Beleggingsfondsen
Nederlanders zijn gek op beleggingsfondsen. Er zijn alleen in ons land honderden fondsen en elke week kom er ergens in de wereld wel een bij. De fondsen hebben een gezamenlijke omvang van vele miljarden euro’s aan vermogen en zeer grote fondsen met miljarden euro’s aan vermogen. Elk fonds heeft een eigen filosofie en belegt dus op een andere wijze. Er zijn fondsen die alleen in Nederlandse aandelen beleggen, fondsen die uitsluitend in Japan beleggen of in Zuid-Amerika, fondsen die in winkelpanden beleggen, fondsen die alleen obligaties kopen en verhandelen, fondsen die veel zekerheid bieden door alle risico’s te vermijden met behulp van opties, fondsen die automatisch al het inkomende geld in een bedrijf steken, fondsen die alleen Amerikaanse obligaties kopen, fondsen die gespecialiseerd zijn in Zuid-Europa, opkomende markten enzovoort.
Kortom, er is voor elk wat wils. Elke goede bank kan je precies vertellen welk beleggingsfonds het beste bij je wensen past.
Soorten beleggingsfondsen:
-
Globale beleggingsfondsen, met een aandelenportefeuille die gespreid is over bedrijven die gevestigd zijn in de hele wereld.
-
Regionale of landen beleggingsfondsen die bijvoorbeeld alleen in Europa, Azie of Nederlandse aandelen beleggen.
-
Sector fondsen, waarbij belegd wordt in aandelen in bijvoorbeeld de ICT, of de bouw of vastgoed.
-
Indexbeleggingsfondsen, die eenvoudig een van de verle gindexen volgen, zoals de Nasdaq en de AEX index.
-
Beleggingsfondsen die niet alleen in aandelen maar bijvoorbeeld ook in obligaties en vastgoed en edelmetalen zoals goud in hun portefeuille opnemen
-
Er zijn fondsen die duurzaam beleggen, maatschappelijk verantwoord of ethische afwegingen maken en bijvoorbeeld niet in de wapenindustrie willen participeren.
-
Er zijn nog meer verschillen in beleggingsfondsen, zoals het beleid van beleggingsfondsen om ontvangen dividenden uit te keren aan participanten of deze te herbeleggen.
Andere verschillen in beleggingsfondsen:
Naast de beleggingsfilosofie zijn er nog meer verschillen tussen de fondsen.
-
Het gaat dan bijvoorbeeld om de belasting die de belegger betaalt. Sommige fondsen zijn speciaal opgezet om beleggers die al hun vrijstellingen (voor rente en dividendinkomsten) hebben verbruikt, fiscaal te steunen. Voor Nederlandse beleggers is dit overigens overbodig, want alle vrijstellingen zijn afgeschaft met de invoering van het nieuwe belastingstelsel.
-
Een ander onderscheid tussen de beleggingsfondsen is de beurs. Minder dan de helft van de beleggingsfondsen geeft aandelen uit die via de Amsterdamse beurs verhandeld worden. De koers van de beursgenoteerde fondsen kun je elke dag terugvinden in kranten, meestal onder het kopje ‘beleggingsinstellingen’. De handel in deze fondsen is eenvoudig. Kopen en verkopen gaat net als bij andere aandelen dus gewoon via de beurs.
Fondsen die niet genoteerd zijn, verhandelen hun aandelen of participaties zelf of hebben daarvoor een kantoor ingehuurd. Als je wilt deelnemen in een niet-beursgenoteerd fonds, moet je je melden bij de beheerder. De verhandelbaarheid van zo’n fonds kan minder makkelijk zijn. De koersen van de niet-genoteerde fondsen staan in minder kranten of slechts gedeeltelijk, meestal onder het kopje ‘afgifteprijzen’ of ‘niet-genoteerde beleggingsinstellingen’.
Overigens zegt een beursnotering niet over de prestaties van een fonds. Er zijn uitstekende beleggingsfondsen die niet op de beurs genoteerd zijn.
-
Een ander verschil tussen beleggingsfondsen betreft de zogeheten closed-end ofopen-end-fondsen. Een open-end-beleggingsfonds heeft geen vastgesteld aantal aandelen. De beheerder van het fonds berekent continu de waarde van het fonds en de daarbij horende waarde van de aandelen, de zogeheten intrinsieke waarde van het aandeel. Heeft het fonds bijvoorbeeld bezittingen te waarde van 300 miljoen en staan er 10 miljoen aandelen uit, dan is de intrinsieke waarde van een aandeel 30 euro. Is er veel aanbod van aandelen, dan koopt de beheerder die op zodat de koers gaat stijgen en weer uitkomt op of rond de uitgerekende waarde. Is er veel vraag naar aandelen, dan geeft de beheerder nieuwe aandelen uit, zodat de koerst niet stijgt boven de intrinsieke waarde.
Bij een closed-end-fonds gaat het anders. Hier is een vast aantal aandelen. De waarde hiervan gaat op en neer met de vraag naar aandelen. Komt er veel aanbod, dan zakt de koers ver beneden de intrinsieke waarde van het aandeel. De beheerder van het fonds zal niet ingrijpen. Als er veel vraag is, dan gaat het precies omgekeerd.
Beide systemen hebben hun voor- en nadelen. Voordeel van de open-end-structuur is dat de aandeelhouder redelijk zeker is dat zijn aandeel nooit ver beneden de intrinsieke waarde zal zakken. Hij kan zijn aandeel altijd verkopen tegen een redelijke prijs. Tegelijk houdt dit in dat de beheerder altijd een flinke som geld beschikbaar moet hebben om overtollige aandelen in te kopen. Soms worden er zo veel aandelen aangeboden dat de beheerder beleggingen moet verkopen om de aangeboden aandelen op te kopen. Het spreekt voor zich dat gedwongen verkoop meestal niet gunstig is voor de prijs die men ontvangt. Een closed-end-fonds heeft dit nadeel niet. Daar staat tegenover dat de belegger in een closed-end-fonds afhankelijk is van de grillen van de markt.